Bodemsanering

PFAS verontreinigingen werden in het verleden gezien als een grondprobleem, omdat hergebruik van grond niet mogelijk was door de aanwezigheid van PFAS. Het beleid was er vooral op gericht om hergebruik van met PFAS verontreinigde grond mogelijk te maken door lokale achtergrondwaterwaarden (LAW) en lokale maximale waarden (LMW) voor PFAS in de grond vast te stellen (Rijksoverheid, 2023). Aan de andere kant was het beleid t.a.v. de sanering van met PFAS verontreinigde grond zeer streng, omdat de meeste PFAS verontreinigingen als nieuwe gevallen worden beschouwd en niet als historische gevallen. Dit houdt in dat de bodemverontreiniging zoveel als redelijkerwijs mogelijk ongedaan gemaakt moet worden.

Kosten sanering

De kosten voor bodemsanering van locaties met PFAS verontreiniging worden voor het grootste deel bepaald door de kosten voor de verwerking van de grond en de zuivering van het grondwater. De kosten voor het saneren van met PFAS verontreinigde grond varieert van € 100 tot > € 250 per m3, afhankelijk van grondsoort, omvang en diepte verontreiniging, en concentraties PFAS in grond en grondwater. Ook de kosten voor het verwijderen van verhardingen en bebouwing kunnen oplopen, omdat PFAS zich kunnen ophopen in vloeren, funderingen en verharding, als ze in contact komen met PFAS via verontreinigd grondwater of bluswater. Hier zijn nog geen normen en standaarden daarvoor.

De praktijk voor omvangrijke hotspots van PFAS is dat sanering van grond en grondwater tot onder de hergebruikswaarde voor grond (< LMW) financieel niet haalbaar is, laat staan saneren tot onder de achtergrondwaarden (< LAW). Vaak is dan het compromis om de grond te saneren tot onder de INEV-waarden. Bij gebrek aan INEV’s voor de overige PFAS (anders dan PFOS, PFOA en GenX) worden de gehalten voor deze stoffen meestal vooralsnog– individueel – getoetst aan de INEV voor PFOS.

PFAS verontreiniging

Op basis van Koc-waarden van PFOS en PFOA (respectievelijk 2,57 en 2,06, RIVM, 2021) is de mobiliteit van PFOA vergelijkbaar met tolueen en van PFOS met ethylbenzeen. Daarom is bodemverontreiniging met PFAS het beste te benaderen als een mobiele verontreiniging. Door de mobiliteit van de PFAS kan een aanzienlijke pluim van PFAS > INEV-waarden in het grondwater ontstaan tot op slecht doorlatende scheidende lagen op 10 tot > 50 m-mv. De lengte van de pluim kan  tientallen tot honderden meters bedragen. De omvang en verspreiding is uiteraard afhankelijk van de bodemopbouw en geohydrologie ter plaatse en van de periode waarin de verontreiniging veroorzaakt is. Wanneer de grond tot < LMW of < INEV wordt gesaneerd, blijven in veel gevallen in het grondwater PFAS concentraties achter boven de INEV-waarden. Daarnaast blijft de resterende grond met concentraties PFAS < INEV nog steeds als bron fungeren voor een sterke grondwaterverontreiniging. Wanneer gekozen wordt voor een risicogerichte benadering van de sanering zal dat onderbouwd moeten worden met het vaststellen van de verspreidingsrisico’s (horizontale en verticale verspreiding van de PFAS), en het inventariseren van bedreigde objecten (bijv. natuurlijke lozing naar het oppervlaktewater of drinkwaterwinningen).

Veilig werken met PFAS verontreiniging

Tijdens de sanering is ook de veiligheid van belang. De meest relevante gezondheidsrisico’s van PFAS zijn een mogelijke verhoging van het cholesterol en een afname van de immuun-respons (Volandis, PFAS). Eind 2017 werd de richtlijn CROW 400 voor het werken in en met verontreinigde bodem door het kennisinstituut CROW uitgebracht. In de CROW 400 wordt onderscheid gemaakt tussen vluchtige en niet-vluchtige stoffen en wordt het risico voor de werknemers met kleuren aangegeven. Voor niet-vluchtige stoffen, zoals een groot deel van de  PFAS, speelt de SRCarbo-waarde een centrale rol om de veiligheidskleur te bepalen en daarmee aan te geven of er aanvullende maatregelen naast de basishygiëne nodig zijn. Voor PFOS is de SRCarbo-waarde 1.190 en voor PFOA 2.380 μg/kg d.s. Deze waarden zijn gebaseerd op een inmiddels achterhaalde gezondheidskundige waarde van het RIVM. Het RIVM heeft gezegd een lagere waarde te gaan gebruiken. Wat dit betekent voor de SRCarbo-waarde is nog niet duidelijk. Tot nu toe is gangbaar om in het geval het gehalte in de grond beneden de 75% van SRCarbo-waarde ligt, dat het treffen van aanvullende veiligheidsmaatregelen niet noodzakelijk wordt geacht. Boven deze waarden zal door een veiligheidskundige moeten worden beoordelen op welke wijze de werkzaamheden in de verontreinigde grond op een veilige manier uitgevoerd kunnen worden.

Ex-situ reinigen of storten

De meeste gevallen van bodemverontreiniging met PFAS worden nog aangepakt door middel van ontgraven en behandelen dan wel ontgraven en storten van de afgegraven grond elders. Dit kan ook een combinatie van beide methode zijn afhankelijk van de PFAS concentraties.

Er zijn diverse mogelijkheden om de ontgraven grond te behandelden dan wel te storten, zie kennispagina over grondverwerking. Om de verontreinigde grond in den droge te ontgraven is veelal een bronbemaling nodig en een waterzuivering, zie kennispagina PFAS verwijdering uit grondwater. Omdat het zuiveren van het grondwater kostbaar is, kan ook overwogen worden om de grond in den natte te ontgraven of om de grond in een damwandkuip te ontgraven. Dit voorkomt dat veel grondwater vrijkomt, dat gezuiverd moet worden en maakt een zuivering overbodig. Voor specifieke gevallen kan het kosteneffectief zijn om de grond on-site te reinigen, door oftewel on-site stabilisatie of immobilisatie. De grond wordt dan ontgraven en vervolgens gemengd met een adsorberend materiaal en hergebruikt op locatie.

In-situ bodemsanering

Voor wat betreft in-situ technieken bestaan er mogelijkheden voor in-situ immobilisatie – door een adsorbens te injecteren in de bodem – of door bodemstabilisatie toe te passen – vergelijkbaar met directe injectie. De werkzame stoffen zijn gebaseerd op actief kool of (bio)cementgebonden bindmiddelen, die in-situ aangebracht kunnen worden via injectiefilters of met directe injecties. De PFAS-moleculen worden dan in-situ geadsorbeerd of ingekapseld in (bio)cement. Waardoor de concentraties in het grondwater en daarmee de verspreidingsrisico’s sterk af nemen. Vooral in goed doorlaatbare zandige bodem, waar het mobiele PFAS zich makkelijk kan verspreiden, is dit een saneringsoplossing. Ook zijn er in-situ mogelijkheden voor het spoelen met surfactants (in-situ flushing), of met planten (fytoremidiatie). In-situ biologische of thermisch/elektrische methoden zijn duur of nog niet in de praktijk inzetbaar (Concawe, 2024; Arcadis, 2023).

Wat is de meest (kosten)effectieve aanpak?

Maatwerk is nodig om de meest effectieve saneringsmethode te bepalen. De omvang van de saneringswerkzaamheden en terugsaneerwaarden voor grond en grondwater hangen sterk af van de ruimtelijke verdeling van de verontreiniging in grond en grondwater en van de risico’s voor verdere verspreiding. Op dit moment is niet duidelijk hoe de bevoegde gezagen zullen omgaan met de door het Rijk opgestelde “Handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS” (Rijksoverheid, 2025). De afweging voor de meest effectieve saneringsaanpak kan het beste gemaakt worden op basis van de volgende criteria:

Verwijderde vracht uit de locatie en uit het milieu (milieurendement)

Lasten:

  • Saneringskosten
  • Duur van de sanering en eventuele nazorg
  • (Faal)-risico’s restverontreiniging
  • Belasting van overige milieucompartimenten

Baten:

  • Risicoreductie
  • De gebruiksmogelijkheden van de locatie ná sanering
  • Verwijderde vracht uit de locatie en uit het milieu (milieurendement)

Links en Rapporten

Dit stuk is tot stand gekomen in samenwerking met: